Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Maar Saul zeide tot David: Gij zult niet [36]kunnen heengaan tot dezen Filistijn, om met hem te strijden; want gij zijt [37]een jongeling, en hij is een krijgsman van zijn jeugd af. 36. Te weten met hoop of uitzicht van hem te overwinnen. 37. En derhalve nog onervaren in zaken van oorlog; of, een kind; te weten, vergeleken zijn met dezen reus.